Dagboek Congo 10 tot 29 september 2007



Congo en zijn problemen, het is als een veel te zware bergwandeling in de mist. Niet de diepte is te zien, niet de top. Alleen de handen van de mens voor en achter je. Maar ik geloof dat eens de zon zal schijnen, zachtjes doorheen de slierten van mist. Hoe mooi Congo dan zal zijn, weten we nog niet.

Het begin, vertrekken of niet?

Voor mij is alles begonnen op vrijdag 20 januari 2007. We waren op weekend met een aantal gezinnen en ’s avonds zitten we gezellig wat te drinken. Ludwig vertelt zijn verhaal over een bouwkamp in Congo. Ik moet toegeven mijn oren stonden meteen gespitst. Zin om mee te gaan? Wel, euh, wat is de bedoeling? Een gevangenis te bouwen. Ik krijg het verhaal te horen van Jan De Cock en de kelders van Congo. Ik ben eigenlijk dan al verkocht. Afrika, Congo, de zin groeit met de seconde. Mijn vrouw ziet me smelten. Na wat gereken, bedenkingen en overwegingen nemen we de beslissing. Ik ga mee. Dit is de start van een geweldig avontuur. De dag daarna sta ik in de Carrefour en zie het boek ‘De kelders van Congo’ liggen. Ik lees het in één ruk uit. De motivatie groeit, al heb ik op dat moment geen flauw idee in wat voor een avontuur ik mij stort.

Er volgen een aantal vergaderingen waar ik eerlijk gezegd niet meteen wijzer van word. Het komt voor mij allemaal nogal chaotisch over. Maar ik vertrouw er op dat het wel in orde zal komen. De maanden glijden voorbij, het is tijd om in actie te schieten. Reispas, spuiten en aanschaf van allerlei spullen. Er komt meer bij kijken dan ik dacht, maar ik ben helemaal klaar als wij de laatste 14 dagen van augustus op vakantie vertrekken met ons gezin. Alleen het visum voor Congo nog en dan moet het in orde zijn. Maar daar gaat het dus allemaal een beetje fout. Midden in onze vakantie krijg ik een telefoontje van Ludwig met mededeling dat er nog van alles moet gebeuren voor het visum. Pasfoto’s, papieren invullen en ondertekenen. Het is vrijdag en woensdag moet alles binnen zijn. Ik slaag in paniek, niet een klein beetje, heel veel zelfs. Hoe moet ik dit georganiseerd krijgen vanuit Frankrijk. Mijn reispas had ik al als voorzorg aan Ludwig gegeven. Snel op zoek naar een internetcafé. Papieren afprinten, pasfoto’s laten trekken, 2 maal (eerste keer verkeerd formaat), snel naar de post en nog net op tijd om het via europost te laten vertrekken. M.a.w. een namiddag werk en vier maal het gevoel gehad dat ik de congoreis aan mijn neus zag voorbij gaan. Gelukkig heb ik dan een pracht van een vrouw die niet opgeeft. Oef, alles in orde krijg ik als bericht van Ludwig. Wij kunnen weer verder met onze vakantie. Maar nog houdt het niet op. De twee laatste dagen van de vakantie blokkeert mijn rug volledig. 10 dagen voor het vertrek naar Congo kom ik niet meer recht. Ik vloek, tier, ween en verlies alle moed. Het zal toch niet waar zijn. Ik lap mij met de nodige medicijnen op om heelhuids uit Frankrijk terug te keren. Meteen dokter raadplegen en twee stevige bezoekjes aan de chiropractor en ik word klaargestoomd om te kunnen vertrekken. Mijn lichaam komt terug in zijn gewone doen. Ik kan dan toch vertrekken naar Congo als er tenminste geen oorlog uitbreekt. Daar gaan we weer, allerlei informatie over de toestand in Congo vallen in mijn mailbox. Ik word er niet wijzer van, in tegendeel, super verward word ik bij dit soort gedoe. Op de laatste vergadering krijgen we te horen dat er mensen afhaken. Zeer begrijpelijk, ieder moet voor zichzelf beslissen wat er mogelijk is. Ik blijf er in geloven dat het allemaal ok is. Zeker uit de mails van Jan D.C. blijkt dat alles rustig is. Toch zal de spanning blijven hangen tot op de dag van het vertrek. De laatste spullen worden ingepakt, nog eens alles checken en ik ben klaar om te vertrekken. Toch nog eens checken… waar is mijn geel boekje?

Dag 1

Maandag 10 september 2007
Het vertrek


Maandagochtend 7.30u, we staan in de file richting Brussel, op weg naar de luchthaven van Zaventem. Mijn zoon Maarten is opgewonden. Naar Zaventem gaan is voor hem een avontuur. Dochter Iemke lijkt wat stiller. Vake gaat lang weg, maar hoe lang is lang? Het is moeilijk voor haar om dit hele gebeuren te plaatsen. Bij mij wisselen spanning en rust in snel tempo elkaar af terwijl mijn vrouw Karin vol trots achter het stuur zit. Zo voel ik het toch aan. Het is ons toch gelukt, flitst er door mijn hoofd. Karin heeft mij geweldig gesteund in al die ogenblikken van twijfel over het mee kunnen gaan of niet. Terwijl ik het in mijn hoofd regelmatig niet meer zag zitten, trok zij de situatie recht. In de vertrekhal van de luchthaven gaan we naar de verzamelplaats in de buurt van een beeldhouwwerk. We zijn meer dan op tijd. Eén voor één komen mijn medereizigers toe, al wil dat niet voor iedereen zo goed lukken. Bij het inchecken zijn we nog niet compleet. Jan B. laat op zich wachten. Ik test voor de eerste keer de Congolese gedachte: Het komt wel in orde. En wat blijkt: het komt in orde. Afscheid nemen blijft iets moeilijk, het is nooit genoeg en het duurt zo lang. Tot je weg bent en elkaar niet meer ziet, dan voelt het veel te kort. Een laatste knuffel, een laatste keer wuiven. We zijn uit elkaars gezichtsveld, nu ben ik helemaal vertrokken.

SN 481 is de vlucht die ons naar Entebbe zal brengen. H41 is mijn zetel. Net als ik hem gevonden heb, staat mijn buurman recht en spurt het vliegtuig uit. Hij had blijkbaar zijn laptop ergens laten staan. Onze groep zit verspreidt over het vliegtuig. Even checken waar iedereen zit. Ik installeer mij in de zetel net op het moment dat mijn buurman opgelucht met zijn laptop komt aangewandeld. Hij blijkt een Amerikaan te zijn met een grote bekeringsdrang. Hij noemt zich een nieuwe priester en bijstaander in geloof. Hij is lid van één of andere swingende evangelische kerk uit Amerika die zich volop in Afrika wil nestelen. Ik krijg een hele uitleg over het voorbij gestreefd zijn van het Katholieke geloof. Ze noemen zichzelf een nieuw licht in het christelijke geloof. Het is een nieuwe kerk met een vleugje rock & roll, zegt hij. Hij is onderweg naar een meeting van gelovigen uit Oeganda. Een bijeenkomst van 75 man kom ik te weten en zijn grotesk bekeringsverhaal smelt. Maar we zullen groeien, zegt hij. Ik probeer ons project uit te leggen. Hij knikt heel begrijpend. Ja, ja, wij doen ook veel voor gevangenen en daar eindigt mijn verhaal.
Vliegen, het blijft in mijn gevoel een absurd gegeven. Heel hoog in de lucht in een blikken doos. Je reist over een heel deel van de wereld zonder iets te zien. De tussenlanding in Kenia brengt het eerste contact met Afrika. Passagiers stappen uit en een groep vluchtelingen vult het vliegtuig. Ze zijn onderweg naar Amerika.

Aankomst in Entebbe met een wat minder zachte landing. Meteen schudden ze 80 $ uit onze zakken voor een visum van 1 dag Oeganda. Een hartelijk welkom van Jan D.C. in de duisternis van Entebbe. Ik ben blij dat jullie er zijn!! We nemen een bus richting Kampala om daar te overnachten in een verblijfplaats van de zusters. Een kleine maaltijd en dan naar bed voor een korte nacht. Om 1 uur gaan slapen en om 5 uur weer op. Een schoonheidsslaapje…

Dag 2

Dinsdag 11 september 2007

Van Kampala naar Beni

Rek, strek en plaspauze.

We stappen terug de bus in voor een rit van 7 uren richting grens van Congo. We vertrekken in het duister en langzaam krijgen we zicht op het land Oeganda. Drukte alom in Kampala. Geuren en kleuren duiken op tijdens een prachtige zonsopgang. Meteen valt er regen uit de lucht, het is namelijk regenseizoen. We rijden tegen 100 tot 120 per uur met de radio vollenbak. Overladen vrachtwagens, brommers, fietsers en voetgangers, alles gaat hier kris kras over deze highway vol putten en verkeersdrempels. Als voormalige Engelse kolonie rijden ze hier links en dat zorgt voor ons gevoel voor hachelijke toestanden. De remkwaliteit van deze bus is trouwens zeer twijfelachtig. Af en toe lijkt een botsing onvermijdelijk maar op de één of andere manier komt het altijd goed. Een rotsvast Afrikaans vertrouwen denk ik. Oeganda ziet er behoorlijk uit, overal stenen huisjes en volop activiteit. We rijden doorheen een prachtig natuurpark. Bavianen hangen rond op zoek naar eten en in de verte duiken er af en toe dieren op. Aan de grens van Congo gekomen, na een rit die altijd langer is dan men je verteld, vliegen we van het ene hutje (kantoor) naar het andere. Stempeltje hier, stempeltje daar… en overal veel bekijks. Net over de grens eten we frietjes met vis. Ja, zelfs ik eet vis. We laten de Oegandese bus achter ons en stappen over in de bus van het bisdom Butembo – Beni. We stappen als het ware in een grote aquarium, heel veel congolezen zullen verbaasd opkijken naar deze bus vol blanken.

Aan de grens, drukte van jewelste.

We worden verwelkomd door Roger en zijn kompanen van de commission justice et paix. Congo is heel anders dan Oeganda. De asfaltwegen houden op te bestaan éénmaal de grens voorbij. Vanaf dan rijden we over verharde zandwegen met vreselijk smalle bruggetjes. Overal zie je lemen hutten met rieten daken. Mensen zijn aan het werk, de harde grond wordt bewerkt. Ze rechten zich op om de bus met blanke geesten te bekijken. Ze wuiven en roepen enthousiast. We rijden net als popsterren door dit prachtig land. Onderweg komen we voortdurend de overladen vrachtwagens tegen. Niet te geloven hoe zij hier kunnen rijden. En dat ze niet altijd blijven rijden wordt al snel duidelijk. Overal platte banden en ééntje is zelfs helemaal omver gevallen. Er is discussie of we deze mensen niet moeten helpen. Maar de Congolezen in onze bus geven aan dat het niet nodig is. Toch blijven er mensen morren. Het zal een hele aanpassing zijn voor ons westerlingen om ons westers denken los te laten en mee te gaan in een totaal andere cultuur.

Het aquarium der blanken.

We rijden Beni binnen in het donker. Een uitgebreide maaltijd staat op ons te wachten. Snel onze slaapplaatsen verdelen, even nog wat keuvelen bij een pintje bier… Karibu…. Welkom in Beni. We duiken onze eerste nacht in Congo.

Bijna in Beni aangekomen, Congo is een prachtig land.

Dag 3

Woensdag 12 september 2007
Rondleiding door Beni, een eerste confrontatie



Houtzagerij Ducarme, 40 dollar per maand, een eerlijk loon.


We worden wakker in onze Chateau zoals onze slaapgelegenheid genoemd wordt. Het is hier de slaapplaats van de mannen geworden. Er staat warm water klaar om te douchen, warm gestookt op houten vuren. Deze dag wordt een verkenningsdag.

Op het programma staat een bezoek aan de burgermeester, de bouwwerf en de bestaande gevangenis. Het bezoek aan de burgemeester is een bezoek met dure woorden. Een bla bla bla van hier, een bla bla bla vandaar. Resultaat, we worden vanaf nu bewaakt en beschermd door de politie en de burgermeester gaat mee naar de gevangenis. We zijn er niet zo mee opgezet. Normaal gingen we nu naar de bouwwerf maar de dag verloopt anders. We komen terecht bij een Belgische meneer die hier een grote houtfabriek leidt. Hij is hier al vanaf 1972. Monsieur Ducarme. Achter de fabriek ligt het vliegveld van Beni. Een paar versleten vliegtuigen staan aan de grond. Daar rond een paar dronken Russische piloten. Er staat een vliegtuig klaar om te vertrekken, met de passagiers al aan boord, maar wanneer dit vliegtuig zal vertrekken is voor niemand duidelijk. Wat verderop naast de landingsbaan ligt er een sportvliegtuigje, blijkbaar een beetje verkeerd geland. Eindelijk rijden we richting bouwwerf. De weg er naar toe is een succesnummer, overal roepende en zwaaiende kinderen. De weg zelf heeft ooit iets van een weg weggehad denk ik.



We komen wat verweesd aan op de werf. Een aantal werkmensen zijn bezig met beton te maken. We staan er wat verloren bij terwijl de filmploeg eerst met Jan aan de slag gaat. Beeldtechnisch moet het allemaal juist lopen. Ben doorbreekt de heersende spanning en legt het eerste contact met de werkmannen. De eerste vragen komen naar boven. Deze blanken gaan onze job toch niet afpakken? Het wordt duidelijk naar hen gebriefd dat dit niet het geval zal zijn, we komen om samen te werken. De sfeer wordt beter en er komt meer opening voor contact. We krijgen een rondleiding door de bouwwerf en we mogen vaststellen dat het werk nog lang niet klaar is.




Het bezoek aan de gevangenis start met aankopen van voedsel en olie. Er blijkt al weer een hele tijd geen eten te zijn geweest voor de gevangenen. Het is voor mij onbegrijpelijk dat er een discussie ontstaat of wij dit willen betalen of niet?? Ik sta voor de deur van de gevangenis samen met Ludwig en een zak bonen in ons handen. Rondom ons staat een heel cordon politie met zonnebril. Het rumoer binnen stijgt. We brengen eerst het eten binnen om de gemoederen te bedaren. En plots sta je dan binnen in een rotversleten gebouw, volgepropt met mensen. De burgemeester gebruikt ons als dekmantel om nog eens de gevangenis binnen te gaan. Het blijkt dat dit zijn tweede bezoek is aan de gevangenis. De vorige keer dateert van het vorige bezoek van Jan D.C. met de eerste steenlegging. Er volgt een reeks toespraken met allemaal een dubbel gevoel, we worden gebruikt om mooie woorden te verkopen aan de gevangenen. Er is water in de gevangenis, een ander bericht dan wat we tot nu toe hadden gehoord. Maar dat is pas deze morgen gebeurd. Het lijkt wel of ze zich op ons bezoek hebben voorbereid. Honderden vragen komen op ons af. Vragen naar geld en sigaretten. Handen tasten onze zakken af, we hebben niets bij. Zo’n bezoek is als een voorhamer op je hoofd. Een grote brok ellende wordt in je hersenpan gehamerd. Maar het is nog niet genoeg.


Wij rijden door naar een weeshuis. De emoties lopen hoog op bij het zien van de baby’s en de peuters met soms 3 of 4 in één bedje. We willen zo graag mensen redden en vooral als het om kinderen gaat. Hoe zielig het allemaal lijkt, ik troost mij met de gedachte dat deze kinderen nog geluk hebben. Ze worden opgevangen, gevoed en met liefde omringd, is dat niet het belangrijkste. De rondleiding gaat verder richting school. De energie die deze zusters uitstralen is werkelijk indrukwekkend. We worden verrast door een grote groep kinderen die het plein komen opgestormd. Onze père Aurilien stijgt boven zichzelf uit. Dit is zijn thuisbasis. Vooral als de honderd kinderen een prachtige ode aan de Heer aanheffen, wordt hij de heilige vader himself die wel met zijn wijsvinger het lied blijft sturen. Hallelujah. Het klinkt inderdaad wel ongelofelijk fantastisch, zeker als er een duo danseressen op de voorgrond verschijnt. Wij doen een geste terug met een geweldig lied: De kikkertjes. Ze giechelen en lachen als ze ons bezig zien. Oh kwak kwak kwak klinkt nog een hele tijd na op het plein. We keren terug na een dag vol ervaringen en emoties.

Dag 4

Donderdag 13 september 2007
Eerste werkdag

Op de vrachtwagen. Zonder remmen, komen we pas later te weten.

Na een heerlijk ontbijt beginnen we aan onze eerste werkdag. Het werk wordt verdeeld. Een groot deel van de groep gaat naar de werf, een ander kleiner deel gaat materiaal ophalen met de vrachtwagen. Nu ja, vrachtwagen, het blijkt een compleet versleten bak te zijn. We laden de vrachtwagen vol met houten balken en gooien er nog 20 zakken cement bovenop. Er blijven nog 2 zakken cement achter. Later zullen deze een fel besproken onderwerp worden. Een vermoeden van achterhouden van materiaal groeit bij deze bizarre beslissing om deze 2 zakken cement niet mee te nemen. Maar goed, wij weten het fijne er niet van. Tegen de zin van Père Aurilien kruipen we op de volgeladen vrachtwagen. Niet veilig zegt hij. Maar als echte deugnieten kruipen we erop. We zijn de grootste bezienswaardigheid in heel Beni. Met open mond van verbazing staren ze ons aan. Mzungu met Rafiki op de t-shirt op een vrachtwagen. Onze bleke beentjes bengelen in het rond en de mensen op straat reageren vol ongeloof en enthousiasme. Sommigen wuiven andere steken hun duim in de lucht. Zo rijden wij door Beni op amper 1 km asfalt van de ongeveer 250 km die in Congo aanwezig is.

Door Beni-Centrum

Eénmaal van de asfaltweg af begint het echte Afrikaanse avontuur voor ons. Hotsen, botsen, links, rechts, enz… vliegen we over de Congolese putten. Wat iedereen hier elke dag doet is voor ons avontuur. Naarmate we het centrum verlaten stijgt de hilariteit op de niet berijdbare zandwegen. We vliegen naar alle kanten terwijl kinderen komen aangelopen. Ze roepen onu onu onu. Dit verwijst naar de Monuc. We worden aanzien als mensen van de Monuc vredesmacht. De hele weg lang roepen en zwaaien ze. Je krijgt het als het ware een Sinterklaasgevoel van. Zo gaat het de hele dag door. 4 maal doen we deze rit. Het verschil van sfeer tussen het platteland en het centrum van Beni is enorm maar wel heel boeiend.
Het werken onder de evenaarszon is niet te onderschatten. Het zonnetje steekt en bakt ons velletje aan. Er wordt druk ingesmeerd om een indianenkleur te verkomen.


In de vooravond nemen we de kans om eens langs te gaan in het internetcafé. Het is dringend de tijd om nieuws vanuit thuisfront te lezen en onze verhalen te delen met hen. Het internetcafé bevindt zich vlak boven een bank niet ver van onze slaapplaats. Als we onderweg zijn naar daar klinkt er wat rumoer vlak voor de bank. Een grote groep mensen, voornamelijk mottorijders drummen samen. We hebben er geen erg in wat er aan de hand is. Het lijkt alsof ze een dier over de grond meeslepen. Maar het is geen dier, het is een mens. Vastgebonden met de handen op de rug en de voeten aan elkaar. Ze trekken en sleuren hem over de grond. Ze stampen en slaan erop los. De politie is aanwezig maar kijkt toe. We lopen snel naar de andere kant van de straat. Niet het moment om er zich mee te moeien. Al is daar wel discussie over. Er komt een auto met eerste hulp aangereden maar bij het zien van de groep mensen keert deze onmiddellijk terug en verdwijnt. We zitten op een terrasje de situatie te bekijken en af te wachten. Ironisch noemt het cafeetje: Cafe de la paix. Het zal onze vaste stek worden voor een heerlijk cool biertje. Na een tijdje zien we hoe de man op een brommer wordt gesleurd en afgevoerd wordt. Binnen de kortste keren is er niemand meer te bekennen en keert onmiddellijk de rust terug. Bij het avondeten horen we het vervolg van dit dramatische verhaal. De man werd afgeleverd aan het cachot. Daar krijgt hij van de bewakers nog een portie slaag bovenop. Voor ons leek hij al dood toen ze hem wegvoerden. Jan D.C. was net aanwezig als ze de man kwamen brengen. Met de nodige onderhandelingen is hij erin geslaagd om de man naar het ziekenhuis te brengen voor verzorging. Daar bleek de man stomdronken te zijn en meer stervend dan levend. Gelukkig komt hij er weer bovenop met een verward verhaal, maar hij leeft, zo goed zelfs dat hij gaat lopen…



Dag 5

Vrijdag 14 september 2007
Tweede werkdag

Werken, samen, hand in hand.
We hervatten de werkzaamheden van gisteren. Alleen er is geen benzine. De vrachtwagen staat volgeladen stil. Pére Aurilien blijkt een geweldige actie te hebben ondernomen om de boel plat te leggen. Er staat namelijk een vergadering over de financiën op het programma. Volgens ons gevoel en inschattingsvermogen heeft hij blijkbaar geen zin om deze vergadering te laten doorgaan. Er moet in de afgelopen maanden het een en het ander zijn misgegaan. Na veel toestanden en gepalaver is er eindelijk benzine. Wij kunnen vertrekken en de vergadering kan dan toch van start gaan. We rijden terug richting bouwwerf. Het enthousiasme van de inwoners van Beni lijkt wat getemperd. We krijgen het akelige gevoel dat we deze mensen een mogelijke job ontnemen. Elke keer passeren we een wachtplaats van vrachtwagens en personeel om materiaal te vervoeren. Ze kijken met een niet zo positieve blik onze richting uit.

Onze chauffeur van de vrachtwagen, hij geniet van ons te zien werken.
Een geweldige kerel, hij lacht veel. Een week later is hij doodziek door malaria.
Er was ook vanmorgen tijdens het ontbijt een kleine discussie over het uitdelen van gadgets en ballonnen. Onze voorgangers die naar de werf gingen hebben zich duidelijk laten gaan. Overal zien we onderweg kinderen met gele ballonnen rondlopen. Met ons viertal op de vrachtwagen kiezen we voor andere manier om deze mensen iets te geven. We geloven meer in de aankoop van plaatselijke producten. We stoppen even om een paar trossen banaantjes te kopen. Eerlijke handel, al blijft het uitdelen van ballonnen ook wel leuk. De bananen zijn heerlijk, zo ook de avocado’s en de passievruchten. Verser kan niet.
Benzine op, altijd garant voor een avontuur.
Bij de laatste rit van de dag gebeurt het onvermijdelijke. We vallen stil, de benzine is weer op. We staan stil op het kleine zandweggetje richting gevangenis. We staan nog geen seconde stil of we worden overvallen door een grote groep nieuwsgierige kinderen. Alles in het oog houden is de boodschap, er zitten een paar grijpgrage handjes tussen. Ze vragen om geld, koekjes, petjes en ballonnen. Ze bieden zich aan om als zoon met ons mee te gaan naar België. Ze wijken geen seconde van onze zijde. Om het geheel kompleet te maken barst er boven ons hoofd een onweer los met een gigantische regenbui. We mogen schuilen in een plaatselijke hut. Niet te geloven hoe mensen hier leven in een klein hutje zonder enige vorm van comfort.


Schuilen tegen de regen.

In raak in gesprek met onze chauffeur. 3 dollar per dag heb je hier nodig om te kunnen overleven. Hij verdient 1 dollar per dag. We lijden, zegt hij, maar het is een eer om te lijden in Congo. Hij lacht uitbundig, maar het is een beetje groen. Congo beschikt over alles zegt hij.
Grondstoffen, voedsel en mineralen, maar toch wil het niet lukken. De corruptie is de duivel van Congo. Ik geef hem een hand, hij lacht. Rafiki zegt hij en gaat opzoek naar benzine. We keren met de modder aan de schoenen terug door de koelte van een verfrissende regenbui. Ploeteren door de modder, zo lijkt het leven in Congo te zijn.

Dag 6

Zaterdag 15 september 2007

Trouwfeest in Butembo

Vandaag vroeg op om te vertrekken richting Butembo. Ik sta op met een gevoel van even genoeg Congo. We rijden met de bus door een werkelijk prachtig landschap maar het voortdurend aangekeken voelen vind ik zeer lastig. Vandaag vind ik het moeilijk om te verdragen. Wat moet het zijn om als vluchteling bij ons rond te lopen. De ogen steken als het ware op mijn huid. Ook het voortdurende geluid van de toeter van de bus die iedereen van de weg moet jagen is vervelend. Als toemaatje heb ik ook last van de gevreesde diarree. Ik zit in de kakkershoek zoals ik het hier te horen krijg. Met wat immodium is het allemaal controleerbaar. Ik heb duidelijk last van de Congo-blues. Aangekomen in Butembo, rijden we naar de residentie van de bisschop. We worden verwacht om het geld voor het project te overhandigen aan de bisschop. Protocol, protocol en nog eens protocol. Ik zal het deze dag nog veel mogen horen. Na ons bezoek rijden we door naar het huwelijk van Vincent met zijn schone.


Het mag gezegd, het is een mooie bruid. Het swingt wel in de misviering maar ik had mij het toch anders voorgesteld. Het blijft een wat ingehouden feestsfeer. Het barst niet echt los, duidelijk met een verkeerde verwachting naar dit gebeuren gekomen. Het is dan ook tamelijk absurd voor mij als ik merk dat het koppel er verre van happy uitziet. Blijkbaar traditie, ze zijn verplicht om zuur te kijken, want als je teveel geluk toont zou het wel eens kunnen dat je geluk ontnomen wordt… Deze bizarre constructies zullen nog meer opduiken de hele dag door. Toch zitten we duidelijk tussen de nieuwe yuppie generatie van Congo. Foto’s trekken in de meest excentrieke villa uit heel Butembo. Er wordt in mijn gevoel ook hier geld over de balk gegooid als het op trouwen aankomt. We verhuizen naar de feestzaal. Daar start het trouwfeest vol van protocol en protocol. Mijn maag heeft duidelijk last van de prot-ocol. We lopen er een beetje verloren bij. ’s Avonds rijden we naar een boites. Een plaatselijke discotheek om het feest voort te zetten. Voor mij begint het feest pas nu. Ook hier swingt het niet de pan uit. Bij ons in de groep daarentegen zit de vlam wel in de pan. Na een weekje Congo is er nood om stoom af te blazen. Om 21 u wil de burgemeester dat we omwille van veiligheidsredenen, terug keren naar onze slaapgelegenheid. Tijdens de busrit gaan we totaal uit onze bol… Bij nog maar eens een copieuze maaltijd heb ik met Jan en Ben nog een interessant gesprek over ons verblijf en de mogelijkheden voor de komende week. De honger naar meer confrontatie met de realiteit van Congo is weer groot. We willen aan de slag gaan.

Dag 7

Zondag 16 september 2007
Rustdag

Heel de familie is aanwezig als we op bezoek komen.

Deze nacht alvast goed geslapen. Ik hang wat rond. Even weg van de zwarte drukte. Voor mij is het even op effen komen. Er duiken even wat problemen op rond de som geld die is overhandigd aan de bisschop. Het lijkt even alsof er 2000 $ vermist is, maar achteraf blijkt alles te kloppen. We rijden na de zoveelste maaltijd terug naar Beni. Maar eerst toch nog een bezoekje brengen aan de moeder van Ange. Net van tafel en er staat weer een symbolische maaltijd op tafel. Diep in mijn binnenste beginnen de maag en darmreclamaties weer de kop op te steken.

De terugreis naar Beni is voor mij like hell. Kotsmisselijk in een scheurende rit zonder einde volgepropt in een kleine minibus. Ik ben even totaal over mijn toeren als we Beni binnenrijden en onze verblijfplaats voorbij scheuren. We gaan nog even kijken naar de Piqué Margeritte (een berg 6000 meter hoog). Het is inderdaad een prachtige berg al lijkt hij wel wat groen door mijn misselijkheid


We rijden terug en plotseling staat iedereen en alles stil voor 1 minuut lang. Het is 18 uur en de vlag wordt neergelaten. Een maf moment, te bedenken dat het hier voor de rest van de dag altijd lawaai en stof is.Zondagavond is er nog een goed groepsgesprek. Er wordt gekozen om 2 sporen te volgen. Een groep gaat verder bouwen, een andere groep gaat verder in op de concrete noden van de gevangenen. We plannen een bezoek aan de gevangenis en aan het ziekenhuis. Ik kijk er naar uit.

Dag 8

Maandag 17 september 2007
Kakkershoek vollenbak

Het zit behoorlijk tegen. De diarree steekt weer de kop op. Ik moet nog een dag rust nemen, dik tegen mijn zin. Maar het is niet anders. Het heeft geen zin om in dit klimaat te blijven vechten en door te gaan, de afrekening wordt steeds groter. Ik neem de tijd om mijn dagboek aan te vullen. Een hele reeks gebeurtenissen flitsen weer door mijn hoofd. Het gevoel van onmacht is groot bij al deze verhalen in je hoofd. Ik regel het bezoek aan het ziekenhuis voor morgen.
’s Avonds terug even naar het internetcafé. Met de krop in de keel lees ik mijn mails. Oooh, ik mis mijn gezinnetje, zoveel wil ik met hen delen. Vooral als ik lees dat Maarten zijn eerste deuntje op zijn harp kan spelen is het vreselijk moeilijk om niet thuis te zijn.

Dag 9

Dinsdag 18 september 2007
Confrontatie met de realiteit

Het is de schuld van de gevangenen dat de toiletten verstopt zijn.
Vandaag op het programma, bezoek aan de gevangenis en het ziekenhuis. We willen gaan kijken en op zoek gaan naar oplossingen voor het probleem van de verstopte toiletten in de gevangenis. We nemen een aantal boeken speelkaarten, schriftjes en schrijfgerief mee voor de gevangenen. We lopen eerst langs het cachot waar 10 vrouwen en 8 mannen zitten opgesloten in een onmogelijke kleine ruimte. Bij de vrouwen zit er zelfs een baby bij. Ze hebben al 2 dagen geen eten gekregen en ze krijgen amper water. Opgesloten met 10 in een donkere ruimte van 3 op 4 meter. De bewakers blijken niet echt nuchter te zijn. Ze proberen onze speelkaarten en schriften af te snoepen. We houden voet bij stuk. Dit zijn spullen voor de gevangenen. Eén bewaker slaagt er toch in om een boek speelkaarten van de gevangenen af te nemen. We staan machteloos. Ik wijs de bewaker erop dat deze niet voor hem bestemd zijn, maar de speelkaarten zijn al verdwenen en met een glimlachje wuift hij ons weg. Een beetje gefrustreerd en met een berg woede over de toestanden in het cachot gaan we naar de gevangenis. Voor we binnen gaan ontdekken we dat er 2 mensen samen met de directeur van de gevangenis bezig zijn het probleem van de toiletten te bespreken. Ze willen het probleem aanpakken zegt de van kop tot teen uitgedoste dame, die wat wankel staat op haar fijne hakjes. Nu ja, aanpakken… Vooral veel gepraat en weinig concreet. Ook duiken er 2 broeders op die vaak op bezoek zijn in de gevangenis. We staan met een grote club mensen, die van elkaar weinig of niets weten en toch allemaal met de gevangenis betrokken zijn. Er groeit het idee om een overleg te organiseren met al de betrokken personen rond de problemen van de gevangenis.
We gaan de gevangenis binnen, de dame met haar fijne hakjes heeft de grootste moeite om zich recht te houden. Terwijl de dame en haar ingenieur de situatie van de toiletten gaan bekijken, nemen Ben en ik de kans om met de gevangenen in gesprek te komen. Er komen aan een snel tempo heel wat verhalen naar boven. We worden meegenomen naar de toiletten, de slaapplaatsen, de watervoorziening… een hele rondleiding door de gevangenis. We worden geconfronteerd met 2 kasserollen die totaal versleten zijn. Ze worden gebruikt om in te koken, zich te wassen, kleren te wassen en bovendien de toiletten leeg te scheppen. Ze hebben in totaal 3 kasserollen voor 400 mensen. We ontmoeten een jongen van 16 die opgesloten zit omdat hij ’s nachts over straat liep, een woord teveel gezegd tegen de politie en nu zit hij hier vast. Hij kijkt radeloos uit zijn ogen. Het doet me aan een ander verhaal denken van die jongen van 13. Hij had een lijk gevonden aan de rivier, heeft dat gemeld en werd zelf als verdachte opgepakt bij gebrek aan beter. Daar staat hij, verloren in de hel van Beni. Het is moeilijk om te begrijpen. Vlak naast de jongen van 16 staat een tweevoudige moordenaar. Het is lopen op een dunne lijn tussen recht en onrecht in een gevangenis die helemaal niet getuigd van recht. De hel van Beni, ik kan ze ruiken, voelen en zien maar niet begrijpen. Geen eten, geen water, geen hout, geen menswaardigheid, dezen mensen zitten verdrongen in een berg afval en een walgelijke stank van een uitzichtloze toekomst. Afgelopen weken stierven hier nog 2 mensen van ontbering en ziekte. De verontwaardiging maakt Ben en mij wakker. We bedenken meteen plannen om een deel van dit leed aan te pakken. Kasserollen, waar vinden we kasserollen, hoeveel kan dat kosten? Is er een mogelijkheid om regenwater op te vangen, zodat er toch een beetje water is. We zoeken antwoorden op de zovele vragen die we mee naar buiten hebben genomen.


Enkele mensen van de groep gaan de zusters helpen met het pellen van de bonen voor de gevangenen. De zusters brengen af en toe vrijwillig eten naar de gevangenen. Een edel project maar helaas te weinig, vrees ik. Als de zusters het eten naar de gevangen vrouwen willen brengen blijkt dat niet zo eenvoudig te zijn horen wij ’s avonds in het relaas. Zonder de chef krijgen ze geen toestemming om het eten te geven en de chef blijkt spoorloos. Na heel wat onderhandelen en toestanden krijgen ze dan uiteindelijk toch de toestemming om het eten uit te delen. Ook in de gevangenis zijn ze getuige van een bizar moment. Voor het eten wordt binnengebracht zijn eerst de bewakers aan de beurt. Zij nemen hun deel van het eten. Binnen in de gevangenis wordt het eten bij elkaar gezet. Voor dat het verdeeld wordt is er eerst nog een ceremonie van een half uurtje om te danken voor dit eten, in de blakende zon en met een hoop hongerige mensen er rond.

Na het bezoek in de gevangenis ga ik samen met Ben, Jan en Saskia naar het ziekenhuis. De eerste indruk is goed. We worden hartelijk ontvangen door dokter Merlijn. Hij legt ons de toestand van de gezondheidszorg in deze streek uit. Dit ziekenhuis is voor de laagste klasse. Er zijn nog een aantal privé-ziekenhuizen voor de rijkere klasse. Het ziekenhuis van Beni bestaat uit verschillende blokken. Aan iedere blok is er aan de buitenkant een afdak voorzien om te kunnen koken. Het ziekenhuis staat namelijk alleen in voor de medische zorgen. Eten, daarvoor moet de familie van de patiënt zelf zorgen. We worden rondgeleid doorheen de verschillende afdelingen van het ziekenhuis. Malaria en ondervoeding zijn het grootste probleem. Zeker in combinatie met de groeiende aids-problematiek kunnen de gevolgen nefast zijn. Desondanks er voldoende voedsel is in de Kivu, is het vooral de eenzijdige voeding die het probleem van de ondervoeding zo groot maakt. Ook het grote gebrek aan melkproducten is daar een oorzaak daarvan, krijgen we te horen. We lopen tussen de ziekenbedden. Moeder en kind liggen samen in één bed. Alles ziet er ouderwets maar verzorgd uit. De medische zorg is meer dan behoorlijk. Het meervoudige gebruik van naalden behoort hier gelukkig tot het verleden. Alleen het grote gebrek van medicijnen is het grootste probleem van het ziekenhuis.

Ik kan het niet laten om de ballonnen boven te halen. De schittering in de ogen van de kinderen zowel als in die van de moeders zijn indrukwekkend. Contact leggen is wel niet gemakkelijk en gek doen lijkt men niet te begrijpen. Heel zacht, even dichterbij, een hand dat doet deugd.De figuur clown kennen ze hier niet. Het zal nog heel wat uitzoekwerk vragen om hier te voelen wat clownen kan betekenen. ZIJN is hier het belangrijkste, merk ik meer en meer. We kunnen al dit onrecht en deze ellende niet oplossen. Maar er volledig zijn in het nu-moment, heel zacht zonder franje van mens tot mens, is al heel wat.

Op de materniteit gonst het van activiteit. Een grote zaal met 30 bedden en ze liggen allemaal vol, het is bandwerk. De jongste mama hier is 15, de oudste naar vermoeden 44. De meeste moeders verlaten na 2 dagen het ziekenhuis en sommige gaan de dag zelf nog naar huis. Als je dan nog te horen krijgt dat bijna 50 % van de moeders thuis bevalt, dan krijg je een beetje zicht op de hoeveelheid kinderen die in dit land worden geboren. Toch groeit de bevolking niet echt, horen we. Met een levensverwachting van ongeveer 45 jaar is dat niet moeilijk. The circle of life gaat hier tamelijk snel. Voor ieder verlies van leven wordt er een kind geboren. Hopelijk groeit dit op in een betere wereld. Ik verlaat het ziekenhuis met de nodige gevoelens, de echte emoties zullen pas later komen. De beide bezoeken van deze dag laten een diepe indruk achter. Congo, land vol contrasten, zoveel nood, zoveel… en ik zo weinig…

Na het bezoek schuimen Ben en ik de winkeltjes af, op zoek naar kasserollen. Een eerste poging tot prijsvragen… We malen in ons hoofd en denken aan regenpijpen, afvoer en een waterton. Denkpistes vanuit een gevoel in de buik. We willen concreet denken aan oplossingen maar in een land als Congo heb je dus geen brico’s en geen gamma’s. Het wordt dus een lange zoektocht naar wat eigenlijk hier mogelijk is. Veel vragen in het hoofd en vooral niet opgeven.



Dag 10

Woensdag 19 september 2007
Onmacht, wat doe ik hier?

Vandaag gaan we op bezoek naar een vluchtelingenkamp in Eringeti. Op bezoek, het klinkt afschuwelijk en zo zal het ook aanvoelen. We rijden met een shaloom-camionette in volle regenbui naar het uiterste punt van het bisdom Beni-Butembo. Op straat is er geen kat te zien. Op de tonen van Kempische en Vlaamsche liederen dansen we op het beste stukje weg uit heel de buurt. Ik zit naast de chauffeur en af en toe geeft hij wat informatie prijs, al blijft hij bedenkelijk kijken bij al dat gezang. Hier wonen een aantal pygmeeën geeft hij aan, ze zijn zeer gesloten en wensen geen bezoekers. Wat verderop passeren we een bordje met camping erop. Camping hier in Congo, hoe grappig. De chauffeur legt mij uit dat dit inderdaad een camping is, maar voor de rijke mensen wel te verstaan. De rijke klasse uit Beni en Butembo brengen hier regelmatig hun weekend door in luxueuze villaatjes. Verder passeren we een grote basis van de Monuc met een complete vlieghaven. Er staan een 4-tal helikopters. We zitten dicht tegen de grens van Oeganda. In de wouden rondom Eringeti zouden de rebellen afkomstig uit Noord-Oeganda (Het verzetsleger van de Heer) zich schuil houden. Daarom is de Monuc voortdurend alert aanwezig met manschappen. Om hun aanwezigheid te bevestigen vliegen er alsmaar helikopters over het gebied om zo een dreigend conflict te vermijden. De meeste hutten die we zien zijn afgedekt met grote witte plastiek. Ze zijn nog steeds zwaar beschadigd door de plunderingen die zich hier hebben afgespeeld. De situatie is hier amper te volgen.


Teveel vluchtelingen in een klein dorp als Eringeti, het kan niet anders dan voor problemen zorgen. Ik heb er mijn buik vol van moet ik toegeven. Teveel verhalen, ik krijg ze niet meer door mijn keel. Aids, vluchtelingen, verkrachting, armoede, honger… ik kan het niet meer horen. Ik voel mij neergesmeten in een grote pot vol ellende. Ik kom mijn zwakke westerse ik tegen. We worden rondgeleid doorheen een absurditeit van jewelste. We krijgen versleten schoolgebouwen te zien terwijl er een gloednieuw gebouw klaarstaat, alleen zijn er hier ook geen leerkrachten. Zolang ze niet betaald worden, zal er geen les zijn. Kinderen staan verweesd te wachten op hun leerkracht. Een leeg schriftje is daar getuige van. Ik voel mij eerlijk gezegd hopeloos. Het moment van loskomen uit dit gevoel is het beeld van Wim en Lotte die voetballen met een gigantische bende kinderen. Het ziekenhuis, het cachot, de verhalen, ik sluit het voor mij af. De terugtocht naar ons busje is een echte scène uit het journaal waar de unicef-ambassadeur tussen een bende joelende kinderen loopt. Zo voelt het, zo is het ook. Ze zijn werkelijk niet te tellen. Ze lopen mee tot wanneer de grens bepaald wordt. Vanaf hier gaan alleen de blanke verder met de gastheren. Netjes blijft heel de massa staan. De middagmaaltijd is voor mij het ultieme dieptepunt. Een overvolle tafel is voor mij het schrijnende contrast met alle ellende rondom ons heen. Het is moeilijk om dit te plaatsen en het brengt heel wat wrijvingen in de groep. Als je zelf niet in staat bent om dit te verwerken hoe moet je dit dan doen met zo een differente groep, met mensen die je niet ten gronde kent. Ik ben er letterlijk en figuurlijk ziek van. De avond brengt heel wat spanning, ontgoocheling en frustratie.

Congo en zijn problemen, het is als een veel te zware bergwandeling in de mist. Niet de diepte is te zien, niet de top. Alleen de handen van de mens voor en achter je. Maar ik geloof dat eens de zon zal schijnen, zachtjes doorheen de slierten van mist. Hoe mooi Congo dan zal zijn, weten we nog niet.

Dag 11

Donderdag 20 september 2007
Toppunt van ironie!

Het licht breekt door het rumoer van de nacht. De dag brengt ons het verhaal van het nachtelijke lawaai. Dit is ironie ten top. Deze nacht is een man aan ons huisje over de poort geklommen en meteen aangepakt door onze beide politiemensen. Deze 2 vertellen fier dat ze een inbreker hebben betrapt en in een fel gevecht hebben ze hem kunnen vast boeien.
2 sandalen en warrige tekeningen in het zand zijn getuige van een heftig gebeuren. Geef toe, dit voelt bizar aan. Onze aanwezigheid brengt een man naar de gevangenis. Ik wandel op een dunne lijn van recht en onrecht. De man verklaart aan de politie dat hij dronken was en zich van deur had vergist. Hij verdwijnt in het cachot, de plaats die we 2 dagen eerder vol verontwaardiging hebben bezocht. Een plaats waar menselijkheid ver zoek is. Wat er met de man verder is gebeurd is onduidelijk. We krijgen het bericht dat hij vrijgelaten is. Maar zeker zijn we niet. Dat hij een flink pak slaag heeft gekregen is wel duidelijk. Brengen we zijn sandalen of niet? De vraag zal nooit worden beantwoord. De man blijft in de anonimiteit.


Overleg, nooit gebeurd... vandaag wel.



Het gebeuren weerhoudt ons niet om weer aan de slag te gaan. Mensen vertrekken naar de werf om de werkzaamheden verder te zetten. Ben en Ludwig gaan verder opzoek naar de juiste prijs van kasserollen, dakgoten, reservoirs, enz… De drang naar concrete verwezenlijkingen na de dag van gisteren is groot bij deze heren. Ik blijf achter om nog wat te recupereren. Alhoewel, ik ben getuige van een bijzondere bijeenkomst. Uit het niets is op 2 dagen tijd een vergadering bijeen geroepen met alle betrokken partijen die werkzaam zijn in de gevangenis. Een droom, dit is nog nooit gebeurd. De Monuc, mensen van de commission, de directeur, de eerste schepen, dokters, vrijwilligers, verantwoordelijken voor hygiëne… ja, zelfs de procureur is aanwezig. Ze bespreken de volgende punten: voeding, hygiëne, medische verzorging en samenwerking tussen de verschillende organisaties. Jan D.C. is werkelijk geraakt door dit gebeuren. Ondertussen duiken Ben en Ludwig weer op. De aanwezigheid van de mensen op de vergadering versnelt een aantal processen. We krijgen een contactpersoon aangeboden i.v.m. het regenwaterproject.

Plotseling lijkt er van alles los te komen en in gang te schieten. Ik ga met Ludwig en Ben op stap om de kasserollen aan te kopen. Ludwig zijn meesterschap in onderhandelen over de prijs gaat in perfecte combinatie met Ben zijn zin voor vrolijke afbiedingsrituelen. Hij geniet van het cultuurspel tussen mensen. We vragen tevens de prijs voor 400 metalen borden. Plastiek borden ziet de directeur van de gevangenis niet zitten. Bij het minste rumoer zullen ze sneuvelen. De man in de winkel ziet geweldige kansen, de dollars rollen in zijn ogen. Hij verkoopt 5 kasserollen en misschien ook nog 400 metalen borden. Hij belooft op zoek te gaan naar de beste prijs. Bij het buiten gaan ontdekt Ben de naam van de winkel. Rafiki, staat er op een klein bordje boven de deur. Het moet weer lukken, Rafiki, het zal wel zo moeten zijn. We wandelen met 5 in elkaar gestapelde kasserollen door Beni, richting gevangenis. De blikken van de mensen zijn wonderbaarlijk. Wat lopen 3 witten met kasserollen door de stad. Vooral de vrouwen giechelen met dit geweldig zicht. Of is het met de witte benen…
Aan de gevangenis is het wachten op de directeur. De bewakers vinden dit wel goed, nieuwe kasserollen voor de gevangenen, maar wij hebben ook niets. Luidt het verdict. Bij aankomst van de directeur wordt besloten 2 potten nog niet af te geven en opzij te houden. Deze worden bewaard door de directeur. We trekken met de 3 grootste kasserollen de gevangenis in. De gevangenen juichen, Ze drommen in dichte rijen rondom ons heen. Het is alsof ze het niet willen geloven. Na zoveel beloftes en vragen wordt er echt gehandeld en brengen 3 blanken nieuwe kasserollen binnen. Meteen ook de ontgoocheling…. Waar zijn de 2 andere kasserollen. Bij de directeur. Onbegrip, de directeur is niet te vertrouwen, hij zal ze verkopen. De capita grijpt in, hij brengt het rumoer tot stilte. We trekken een aantal foto’s, de gevangenen houden de potten vast alsof ze een grote medaille hebben gewonnen.

Hopen dat er iets komt!
Na de foto’s komen de vragen naar eten, naar hout, naar zoveel… We zeggen dat we proberen zoveel mogelijk te verwezenlijken. Bij het buiten gaan voelen we dat we oplossingen moeten brengen die in het belang zijn van alle gevangenen. Sigaretten uitdelen behoort voor ons tot het verleden, we zoeken vooral structurele oplossingen. We zeggen nogmaals tegen de directeur dat de 2 andere potten aan de gevangenen toe behoren. Hij verzekert ons in een relaas van 10 minuten dat hij borg staat voor deze 2 potten. We keren terug met een goed gevoel, al was de bijdrage maar klein, 5 potten, het doet toch deugd. ’s Avonds brengen we ons verhaal terug in de groep. Het wordt op gemengde gevoelens onthaald. Sommige mensen van de werf hebben het gevoel dat zij onnuttig werk doen. Dit was zeker onze bedoeling niet. Ook vertellen we het verhaal van Jossé die zwaar ziek is geworden door een malaria-aanval. We hebben geprobeerd haar te verzorgen. Hilde heeft haar laten rusten in haar bed. Andere zijn op zoek gegaan naar medicamenten. Père Aurilien was het allemaal niet eens met onze hulp. Hij stuurde Jossé naar de dokter. Het is moeilijk om mensen te helpen, we weten er eigenlijk toch niet zoveel van. We moeten ervoor waken dat deze mensen met onze hulp niet nog meer in de problemen komen. Met dit gevoel ga ik slapen… Verdomd niet simpel, ik wil wel van alles, maar klopt het allemaal wel?

Maison Rafiki, onze winkel

Dag 12

Vrijdag 21 september 2007
2 meisjes, zonder toekomst??


Te weinig water voor 400 gevangenen


We staan vol goede moed op. We willen verder gaan met onze projecten. De bouwers gaan terug op de werf aan de slag, al blijkt dat achteraf niet zo simpel te zijn. Er is een tekort aan materiaal, dus ook aan werk. Ons trio gaat verder met het regenwaterproject. Gisteren is er nog een ontmoeting uit de lucht gevallen. We hebben een overleg met de mensen van de watervoorziening. Een gevolg van de vergadering van gisteren. We leggen ons project uit en gaan ter plaatse kijken in de gevangenis om te zien wat er mogelijk is. We stellen vast dat de 2 bestaande reservoirs helemaal niet meer in orde zijn. Ze vertonen barsten en scheuren. Ze kunnen elk moment doorscheuren. Het kostbare water sijpelt gewoon weg. De mogelijkheid om een nieuw reservoir te plaatsen blijkt niet zo simpel. Tevens het plaatsen van een dakgoot roept veel vragen op. Ook de vraag wie dit moet plaatsen blijkt niet zo eenvoudig. Er komt een voorstel om dit te laten doen door de gevangenen. Wat is het hier toch verdomd moeilijk om iets te realiseren. De mensen van de watervoorziening gaan een bestek opmaken. We hebben het gevoel dat het project kans van slagen heeft.

In gesprek met de capita, kunnen de gevangenen de regengoten zelf plaatsen?

Na het overleg, keren we terug naar onze Rafiki-winkel om te horen hoe het met de borden zit. We komen een prijs van 170$ overeen voor 360 metalen borden. Tevens bestellen we 15 machettes om als souvenirs mee te nemen naar huis. 2 $ per stuk, belachelijk goedkoop denken we, maar als je maar 1 $ per dag verdient…
We keren terug met een goede deal. De vragen uit de gevangenis blijven wel in ons hoofd hangen. Vooral op medisch vlak is er een grote nood samen met het tekort aan eten en water. We gaan naar de werf om daar met veel plezier een beetje onkruid en ander groensel te verwijderen. Op zo’n moment vraag je maar beter niet af wat je staat te doen. Ook dit is Congo. Is er geen werk, we verzinnen wel iets. We balen wel een beetje, heel erg, moet ik toegeven.

Mendela Jossé

In de namiddag raak ik in gesprek met Jossé. Mendela Jossé is 15 jaar oud. Ze werkt hier voor ons elke dag, 3 weken lang zonder ze weet of ze betaald zal worden of niet. Dienst aan de kerk het dit een afspraak tussen haar vader en de kerk. Ze wil graag verder studeren maar haar vader kan momenteel haar school niet betalen. 80$ per jaar heeft ze nodig. Na haar middelbaar wil ze graag naar de universiteit gaan om dokter te worden. Maar dat zal nooit lukken, nooit. Ze zakt diep weg in haar stoel. We informeren naar haar familie. Vader, 2 broers, zij en haar zus zitten hier in Beni. Moeder en de kleinste zus wonen nog in de buurt van Kinshasa. Haar vader is 2 jaar geleden naar Beni gekomen om de grond te beheren van de overleden grootvader. De kinderen zijn gevolgd omdat ze geloven hier in Beni meer kansen te krijgen om iets te bereiken dan in Kinshasa. Hoop wordt hier genoeg uitgesproken terwijl het lichaam eerder de wanhoop verteld. Het idee groeit om de studies van Jossé en Mado te betalen.

’s Avonds zitten we rustig bijeen. Ludwig neemt de kans om eens naar huis te bellen. Hij komt met tranen in zijn ogen terug. Zijn nichtje Katrien is overreden door een vrachtwagen en is gestorven. Geslagen, verscheurd door kwaadheid en onmacht valt de tijd letterlijk stil. Hoeveel onrecht kunnen we verdragen. Meteen duikt de vraag op om terug te keren naar België. Wat doe je in dit rot land als je eigenlijk nu thuis moet zijn. Er wordt druk over en ’t weer gebeld. De drang bij Ludwig om te vertrekken is groot. Ik moet mee met hem naar huis. Dat ben ik mijn vriend verplicht. Er suist van alles door mijn hoofd. Ben geeft aan dat hij ook naar huis wil. Het vat is af bij hem. Deze reis gaat ontzettend diep. We wegen af wat er mogelijk is. Ik bel naar huis om de situatie in te schatten. Als ik de stem van Karin hoor, moet ik mijn emoties inhouden. Plotseling komt thuis als een wervelwind weer binnen in mijn hoofd. Wat een drama, een meisje van 19, weg, waarom toch? Deze namiddag sprak ik nog met een meisje dat geen kansen krijgt, nu hoor ik het verhaal van een meisje die van haar toekomst is beroofd. Stom onrecht…

Het blijkt noodzakelijk dat Ludwig terugkeert. Het moet, op zo’n moment moet je je hart volgen. Verdriet en onmacht overvallen heel de groep. Het besluit is genomen. Ben keert mee terug naar huis met Ludwig. Het is voor mij een verscheurend moment. Het is alsof ik geen juiste beslissing kan nemen. Meegaan of hier blijven, geen van de twee opties lijkt goed te zijn. Ik kan de tranen niet meer inhouden, zoveel emoties op een paar dagen tijd. Wat voel ik mij klein als mens in dit onmetelijke groot land. Van God los speelt mijn mp3-speler. De vraag waar God is, staat op dit moment wel centraal, is er wel een God??
Laat toch die God los, er is niemand in de kosmos… zingt Stijn Meuris. Gelijk of niet? Het brengt ook geen oplossing voor deze wervelwind van emoties.
Eén ding weet ik zeker, vriendschap groeit in momenten als deze, ik heb het zien gebeuren. Soms is het moeilijk om te geloven maar het is zeker. Hoe mensen elkaar vinden is wonderbaarlijk. De zoektocht naar een vlucht terug is begonnen. Jan D.C. staat er helemaal. Zo oprecht, zo hulpvaardig. Wat een man. Dit alles brengt ons dichter bij elkaar, maar ten koste van wat. Ik ween opnieuw in mijzelf. Whisky brengt een bizarre vorm van troost. Er wordt nog veel gesproken en toch is het stil. Heel stil in de ogen van Ben.Slapen wie slapen kan. Vlak voor het slapen gaan duiken er nog verschillende mogelijkheden op voor een terug vlucht. We stellen de beslissing uit tot morgen.

Dag 13

Zaterdag 22 september 2007
Tussen afscheid en weeshuis


We zijn vroeg wakker. Het was slapen als op een slaaptrein, de sporen van de avond ervoor denderden door het hoofd. Zullen ze vandaag vertrekken of niet. Ludwig belt naar zijn schoonbroer, hij moet naar huis. Nu is het zeker. Ze moeten in 7 haasten hun spullen inpakken. Het vliegtuig dat hen naar Entebbe kan brengen staat vertrekkensklaar. Het afscheid gaat heel snel. Veel te snel voor mij. Verscheurd blijf ik staan. Als ze weg zijn, komen de tranen, ze vloeien. Mijn 2 dichtste vrienden van deze reis gaan weg. Ik voel mij verantwoordelijk om onze gezamenlijke projecten af te werken. Van de andere kant had ik moeten meegaan met mijn vriend.

Het verhaal van hun terugreis blijkt verschillende wendingen te hebben genomen. Uiteindelijk vliegen ze naar Goma, vandaar via de weg naar Kigali om daar het vliegtuig richting thuis te nemen. Ik wacht gespannen op elk bericht van hun.


Om de gedachten te verzetten is het goed dat we het geplande bezoek naar het weeshuis doen. We hadden vorige week beloofd om nog eens langs te komen. Ik neem mijn circusgerief en de ballonnen mee. We nemen ook knuffels en kleding mee om af te geven. We worden weer hartelijk ontvangen door de zusters. De kleine kinderen hebben angst als we binnenkomen. Je zou voor minder als er een 8-tal mzungu’s boven je hoofd komen hangen. Ik ga op mijn knieën zitten, andere volgen en de rust komt langzaam weer. Tot de knuffels boven komen, dan start het geween weer opnieuw. Ze kennen dit niet, knuffels, wat een rare dingen. Maar alles went snel. Ik neem mijn ballonnen ter hand. De magie van ballonnen hier is duizend keer sterker dan bij ons. Wat heerlijk om wat kleur binnen te brengen in de donkere grauwe ruimtes. We gaan door naar het ziekenhuis. Handen geven, hoop geven. De hartelijkheid wordt zeer gewaardeerd. Een hand krijgen van een blanke is hier nog altijd wereldklasse. Zo voelt het toch. Het is wel een dubbel gevoel. Je raakt hier het koloniale gevoel nooit kwijt. Maar van de andere kant zie je de schittering in de ogen van de mama met haar tweeling. Terwijl ik intens geniet van deze ontmoetingen hoor ik op de achtergrond weer een aantal verhalen in de groep circuleren met een hoog sensatiegehalte. Ik wil er niet naar luisteren, het lijkt wel of hier nooit eens iets goed is. Sommigen zien overal de negatieve dingen in. Mensen worden hier geholpen en omringd door zachte, lieve mensen. Wat willen wij nog meer. Alles wat hier kerkgebonden is wordt voortdurend afgebroken. Het is niet te begrijpen. Wij zien en voelen ook wel wat er hier aan de hand is, ik heb geen behoefte om steeds nog meer overladen te worden met verhalen van ellende en wantrouwen. Ik mis Ben en Ludwig, nu al…

De tweeling ??

We keren terug en maken ons klaar om af te reizen naar Butembo. Op weg naar 100 jaar evangelisatie in Beni-Butembo. Het nieuws dat Ludwig en Ben vertrokken zijn richting Goma doet deugd.

Dag 14

Zondag 23 september 2007
100 jaar en 7 uur zitten


Vandaag is het zover, 100 jaar evangelisatie in het bisdom Beni-Butembo. Van over heel het bisdom stromen zusters, broeders, priesters en al wat kerkgevoelig is Butembo binnen. We staan klaar om een lange viering aan te gaan. Er wordt druk gespeculeerd over de lengte van de viering. Er worden zelfs weddingschappen afgesloten. Tijdens het ontbijt ontstaat er nog een hele discussie over het nut van deze dag en van deze reis. Ik moet toegeven dat ik het niet meer aankan dat alles in vraag gesteld wordt en zo iedereen in de groep aan het wankelen brengt. Gelukkig vangt de groep dit nog goed op en valt ze niet uiteen.
Vlak voor ons vertrek naar de viering valt Ingrid R. ziek. Misselijk, overgeven en diarree. Het ziet er allemaal erg beroerd uit, maar met de nodige rust zal het wel lukken denken wij. Dat is gerekend buiten een grote club bezorgde Congolezen. Het levert hectische toestanden op. Meteen staan er 8 mensen in de kamer van Ingrid en iedereen moet zijn mening kwijt. Ze moet naar het ziekenhuis wordt er gezegd. Er wordt van alles geregeld, iedereen zegt wat Ingrid moet doen, maar aan Ingrid wordt zelf niets gevraagd. Toch geeft zij aan dat het allemaal wel in orde komt. Laat mij rusten a.u.b. We geven aan dat het onze verantwoordelijkheid is en de Congolezen druipen af. Jan V.I. blijft bij haar. Achteraf zal blijken dat ze snel hersteld zal zijn.

Ze zijn er allemaal en het zijn er veel.
Hup de jeep in, richting voetbalveld Butembo. Er heerst een drukte van jewelste. We rijden de VIP-parking op. Ja, wij behoren tot de eregasten van dit feest. We wringen ons door slijk en mensen en bijna wordt er nog een Gsm gestolen. Het voetbalveld stroomt vol met mensen, stoelen en paraplu’s. We krijgen plaats op het podium en kijken uit op een gigantische massa mensen.
Het feest is hier volop aan de gang. Een mix van geluiden, gezangen en dansen draait op volle toeren. Elke noot, elk instrument, elke stem apart klinkt precies verschrikkelijk vals, maar het geheel klinkt dan weer wonderbaarlijk mooi. Een hele resem gewaden passeert de revue. Het is de start van een 4 uur durende viering badend in een mix van katholieke traditie en inlandse cultuur. Tijdens de viering krijgen we het bericht dat Ludwig en Ben veilig thuis zijn aangekomen. Dat doet deugd. Na de viering breekt het meest ellendige moment van de dag aan. 2 uur en half toespraken in het swahili worden in onze uitgehongerde magen gesplitst. Ik ben blij dat ik er niets van begrijp, zo hoef ik tenminste niet alles te volgen. Resultaat net geen 7 uur stoel zitten in naam van 100 jaar evangelisatie. Olé! Na de viering kruipen we het podium af. We worden overvallen door een massa kinderen en jongeren. Onvoorstelbaar. Heel de massa zet zich in beweging, we worstelen ons door de wuivende en grijpende handen. Hier zijn tussen 10.000 en 15.000 mensen aanwezig, ik kan je wel vertellen dat je in deze massa als blanke echt wel opvalt.
We gaan terug naar de zaal waar we vorige week zaten voor het trouwfeest. Weer een symbolische maaltijd op een stoel zonder tafel en lekker met de handjes eten. Het Congolees feesten ligt mij niet zo. Het lijkt wel of er rem op zit die de werkelijke feestvreugde onderdrukt. Ik ben doodop van het stoel zitten.

We wringen ons door de massa.

’s Avonds is er na de zoveelste maaltijd nog een moeilijk gesprek in de groep. Twijfels en niet begrijpen vormen een bizarre cocktail met veel, veel te veel vragen. 1, 2,3 piano brengt gelukkig ontspanning.

Dag 15

Zonder versnellingen kan je niet rijden, dus staan we weer stil.
Maandag 24 september 2007
Bezoek aan de Pygmeeën


Maandag, we keren terug vanuit Butembo richting Beni. Na de zoveelste rit van hotsen en botsen raak je gewend aan de Congolese wegen. Maar Congo zou Congo niet zijn als we niet zouden stil vallen. Boenk in het midden van een klein dorpje. Voor de bevolking is dit de sensatie van de dag. Een busje blanken dat stilstaat brengt een grote menigte teweeg. De versnellingen blijken niet meer te werken zoals het moet. Sleutelen, vijzen, prutsen en een kwartier later zijn we klaar om te vertrekken. Al bij al zijn we nog op een redelijk uur terug thuis. In de namiddag staat er een bezoek aan de pygmeeën op het programma. We gaan met 2 jeeps rijden. Maar jeeps zijn er niet te vinden. Wachten. De twijfel groeit of de uitstap nog doorgaat. Na veel gedoe staan er 2 vette 4x4 jeeps voor ons klaar. 80 dollar is de kostprijs. Benzine is ook hier erg duur. We vertrekken in 2 overvolle jeeps. Wij die dachten de wegen van Congo te kennen… Dat valt tegen. We rijden dieper het binnenland in en het fenomeen 'weg' verdwijnt met de kilometer. 80 kilometer dwars door de brousse van Congo. Putten zo diep als dalen, weggetjes zo scheef als de toren van Pisa en dan nog een paar vrachtwagens in tegengestelde richting die breder zijn dan de weg zelf. Safari Congolesi.


Safari Congolesi

We rijden de provincie Oriental binnen. Paspoorten gedoe, met veel tijd verlies, we laten ze achter en pikken ze later terug op. Zoals altijd blijkt 1 km, 2 km te zijn. Uitgeschud en verdwaasd komen we aan bij één van de 4 leefgemeenschappen van de Pygmeeën. We worden ontvangen door een Italiaanse priester. Tijdens de rondleiding zijn we verbaasd over wat we te zien krijgen. Midden in deze brousse vinden we het best uitgeruste hospitaal dat we tijdens reis te zien krijgen. Bovendien vinden we hier de enige school in heel Congo waar les wordt gegeven. Het lijkt een echte authentieke missiepost, maar het werkt. Dat kunnen we niet tegen spreken. De Pygmeeën zijn een hartelijk volk, er is veel contact en spel tussen hen en ons. Ze lachen en giechelen.

Pygmeeën, een vrolijk volk

Ze kijken verbaasd bij de jongleerkunstjes en gieren wanneer iemand een stoel op zijn kin zet. De tijd loopt verbasend snel en we moeten vertrekken voor het donker begint te worden. Maar dat was gerekend buiten de echte Italiaanse koffie. We vertrekken dus te laat en rijden terug tijdens een prachtige zonsondergang die schittert doorheen dit prachtige woud. De duisternis slaat totaal toe en we rijden met spooklichten doorheen de brousse. Er is nog volop volk langs de weg. Niet te geloven hoe mensen hier leven. En jawel ook nu… we vallen stil, benzine op. We staan in het duister wederom te midden van een dorpje. Benzine wordt gezocht en duur betaald. Het zoveelste avontuur in deze surrealistische reis. We komen in Beni aan om 21 u i.p.v. 19 u. Moe met weer een verhaal in ons hoofd. Lang leve de Pygmeeën. Slaapwel en tot ziens zeg ik, of zoals de pygmeeën het zeggen, Ciao. De invloed van de Italiaan is groot.

Dag 16

Kostbaar water verdwijnt in de grond, de gevangenen hebben geen water.

Dinsdag 25 september 2007
Regenwaterproject


Vandaag nemen Wim en ik het project van het regenwater terug op. We moeten aan onze belofte t.o.v. Ben en Ludwig voldoen. We hebben een afspraak met de mensen van de dienst watervoorziening. We zouden samen met hen het bestek bekijken voor het opvangen van het regenwater. Daarna zouden we de waterzuiveringsfabrieken gaan bekijken en een bezoek brengen aan de werf van de nieuwe gevangenis om al daar de mogelijkheden te bekijken. Maar de heren dagen op een zeer Congolese manier niet op. Inspectie vanuit Kinshasa klinkt het excuus doorheen de gsm. Mambo (de leidinggevende technieker) daagt uiteindelijk toch nog op. Hij legt ons zijn bestek voor. 700 $ is de kostprijs voor het reservoir en de regengoten. De werkuren zijn er nog niet in berekend. We komen dus op totaal bedrag van 850 $. Is dit niet wat teveel voor dit beperkte project temeer als we vaststellen dat het laatste dagen niet meer heeft geregend. Twijfel over dit project groeit. Bovendien blijkt dat het juiste materiaal in Beni niet te vinden is. Het moet vermoedelijk overgebracht worden vanuit Kampala (Oeganda). Dat zal een tijdje duren. Het is duidelijk dat wij dit project tijdens ons verblijf niet meer kunnen realiseren. We moeten een partner zien te vinden (liefst buiten de commision justice et paix) die deze zaak wil realiseren en opvolgen. We gaan langs bij de Monuc. We vermoeden dat zij mede moeten instaan voor de watervoorziening van de gevangenis. We vangen bot. De Monuc is op de hoogte van het grote watertekort maar het behoort niet toe aan het takenpakket van de Monuc. Zij realiseren af en toe wat projecten voor de bevolking om de Monuc beter te laten overkomen. Ze sturen ons richting Oxfam. Bij het verlaten van de Monuc krijgen we het verhaal te horen over de gevangenis van Vuhovi waar sinds vorige week 57 gevangenen die vanuit Beni zijn overgeplaatst verblijven onder mensonwaardige omstandigheden. Jan D.C. is er gisteren op bezoek geweest. Deze gevangenen hebben al 8 dagen geen eten of drinken gehad. Het is er rampzalig. Nochtans was deze gevangenis opgesmukt door de Monuc, maar blijkbaar waren zij nog helemaal niet klaar met hun werk en heeft de burgermeester zonder toestemming van de Monuc 57 gevangenen erin weggestoken. De Monuc zit erg verveeld met deze zaak. Ze moeten zich aan de afspraken houden, krijgen we te horen. Maar zo gaat het altijd hier… Het voelt alsof de burgermeester onder onze neus een deel gevangenen heeft versast om een betere indruk achter te laten in de huidige gevangenis van Beni. De grote ramp voor de gevangenen van Vuhovi is dat ze ver wegzitten van hun familie zodat ze zich geheel achtergelaten voelen en zijn. (Woensdagavond krijgen we te horen dat alle gevangenen ontsnapt zijn en de bewakers zijn opgesloten in de gevangenis.)




Eten van de zusters, eerst de Heer danken, honger of niet.

We worden afgezet voor de deur van Oxfam. We ontmoeten Julie. We herkennen haar, we hadden haar al reeds ontmoet tijdens ons bezoek aan het vluchtelingenkamp in Eringeti. We leggen ons regenwaterplan uit. Ze kan het niet helemaal volgen. Ze roept er Olivier van de organisatie Solidarité bij die onder andere verantwoordelijk zijn voor het ondersteunen van de watervoorziening. We krijgen een heel verhaal te horen over de hopeloosheid van werken in Congo. Ook zij ervaren voortdurend hoe moeilijk het is om hier in dit land iets te realiseren dat verder reikt dan de dag van morgen. Julie ziet het hier in Congo helemaal niet meer zitten. Ze heeft voor Oxfam al op verschillende plaatsen in de wereld gewerkt, maar hier in Congo houdt ze het niet langer uit. Ze hebben haar nochtans gevraagd om haar mandaat nog met zes maanden te verlengen maar ze wil niet meer. Ze wil hier weg. Daar zitten we dan een beetje aan onze stoel genageld. We krijgen een uurtje Congofrustraties over ons heen. Het laatste wat we eigenlijk nodig hadden. Werken en ontwikkelen in Congo blijkt een ramp, vooral de corruptie is een groot probleem. Ten tijde van Mobutu stond er trouwens in de grondwet: als de staat u niet kan betalen heb je het recht om dit te verhalen op anderen. Dit verklaart veel. Het is gewoon een onderdeel van deze cultuur geworden. Het is zelfs een recht om een ander uit te buiten in eigen belang. Ook blijkt uit het gesprek dat er van samenwerking tussen de verschillende organisaties niet veel sprake is. Oxfam en solidarité weigeren samen te werken met de Monuc, omdat de Monuc een militaire organisatie is en zij een humanitaire. Ze hebben natuurlijk niet helemaal ongelijk, maar van de andere kant, alleen met de nodige samenwerking is hier echt iets realiseerbaar. Op het einde van het gesprek krijgen we te horen dat er zeker altijd water is tot aan de gevangenis. Als er geen water is in de gevangenis dan is dat omdat de directeur van de gevangenis de kraan zelf dichtdraait. We zijn een beetje verbaasd, wij hebben zelf al een paar keer zonder water gezeten in Beni. Onmogelijk zegt men hier. Er is hier altijd stromend water. Met deze voor ons niet zo zekere uitspraak gaan we richting gevangenis. Eerst gaan we langs onze Rafiki-winkel om te kijken of hij onze metalen borden al heeft. Hij heeft ze nog niet, maar deze namiddag zullen ze er zeker zijn. Hij belooft het. Is het toch niet mogelijk of we hem al betalen. We geven niet toe. Om 15.30 u zullen de borden klaar staan. Hoe is het mogelijk na 3 dagen zijn die borden er nog niet. We gaan door naar de gevangenis. Daar komen we Saskia, Hilde en Jan B. tegen. Deze zijn volop bezig samen met Dokter Merlijn om de gevangenen te laten testen op Aids en andere ziekten. Ze vorderen blijkbaar goed met hun project. De burgermeester en de procureur staan achter het voorstel, wat op zich al uniek is. Jan D.C. vliegt met hen de auto in. Wim en ik gaan naar de gevangenis om te kijken hoe het gesteld is met het water. Er is geen water in de gevangenis, de teller voor de gevangenis staat stil. En de kraan dichtdraaien blijkt hier geen mogelijkheid te zijn als verklaring van het watertekort, want ze werkt niet meer. M.a.w. je kunt het water hier niet afsluiten. We gaan opzoek van waar het water komt. Een kraantje aan de overkant van de straat blijkt ook niet te werken. Hier staan we dan met de theorie dat hier altijd water zou zijn. We lopen wat verder de straat op en honderd meter verder ontdekken we een leiding die lek is en waar het water gewoon wegloopt in de grond. We zijn behoorlijk kwaad als we dit zien. Honderd meter verderop hebben de gevangenen geen water en hier loopt het gewoon weg. We keren terug naar de gevangenis en nemen de directeur onder de arm. We leggen uit wat er aan de hand is. We gaan eerst nog eens de gevangenis in om te controleren hoe het met het water is gesteld. We komen net binnen als de zusters eten brengen. De bewakers nemen eerst hun deel van het eten voor het de gevangenis binnengaat. Binnenin start een ceremonie om de zusters te bedanken voor het eten. Ondertussen krijgen we te horen dat er al 3 dagen geen water meer is. We krijgen ook de zoveelste vraag voor de aanschaf van medicijnen. Ik zeg tegen de Capita dat de dokter vandaag of morgen de mensen zal onderzoeken en hun zal verzorgen. We staan weer buiten met een hoop vragen rond heel dit watergebeuren. De directeur neemt ons mee naar de dienst watervoorziening om uitleg te vragen over de huidige situatie. We worden koel ontvangen en krijgen te horen dat er 2 waterlijnen lopen door Beni. Lijn 1 is de lijn van de betalende klanten. Daar is altijd water. Maar op de tweede lijn betalen er maar heel weinig mensen, daarom wordt deze als eerste afgesloten omdat ze maar over beperkte middelen beschikken. Het is eigenlijk de schuld van de Monuc krijgen we te horen. Zij weigeren te betalen voor het water. Ze halen zelf water op in de rivier om het zelf te zuiveren. Als zij water zouden afnemen en betalen dan kon de dienst watervoorziening de tweede lijn ook heel de tijd open houden. Weer zo’n bizar verhaal waarin men voortdurend de schuld geeft aan de anderen. Maar als we 2500 $ op tafel smijten zullen zij er wel voor zorgen dat vlak voor de gevangenis de 2 lijnen worden verbonden met elkaar zodat er altijd water zal zijn in de gevangenis. Geld, altijd maar geld. We wandelen razend gefrustreerd de deur uit. Een hele dag in de weer voor water zonder oplossing. We zijn allebei doodop en teleurgesteld.
Als ik dan nog eens ’s namiddag te horen krijg in de Rafiki-winkel dat de borden er nog niet zijn, niet één zelfs, zak ik door en verlies de moed. Wat een klote-dag. Met de moed der wanhoop proberen we alsnog de winkelier zo ver te krijgen dat hij toch de borden wil leveren. Hij wil absoluut het geld hebben. Hij heeft dit nodig om de borden te kunnen kopen bij de verschillende leveranciers. We onderhandelen, we betalen de helft als voorschot en als de borden er zijn, het tweede deel. Als er morgen geen borden zijn moet hij het geld terug betalen. Alles wordt op papier gezet en we vertrekken alleen met onze 15 op voorhand bestelde machettes. Wat haat ik dit kluwen van macht en onmacht. ’s Avonds krijgen we het hoopvolle verhaal te horen over de medische zorg dit wordt ontplooid in de gevangenis. Ik kan het moeilijk verenigen met mijn teleurstellende verhaal.

Een zwaarzieke gevangene wordt overgebracht naar het ziekenhuis.